Uitleg
Elk muziekstuk heeft een soort hartslag. Deze
hartslag kan langzaam of vlug gaan, maar blijft bij de meeste muziekstukken
constant. De hartslag bestaat uit een regelmatig terugkerende puls,
die je mee kunt tikken met bijvoorbeeld je voet. Puls lijkt een beetje
op het woord pols, en dat lijkt weer op polsslag, en dat is precies waar
het om gaat. Muziek heeft een bepaalde snelheid, een bepaalde polsslag.
Elke puls wordt een tel genoemd. Binnen de polsslag is bijna altijd
sprake van een verdere onderverdeling. Zo heeft het hoem-pa-pa, hoem-pa-pa
van een wals meestal een constante snelheid (de puls), maar daarnaast is
er duidelijk sprake van een verdeling van deze puls in 3-en. De "hoems"
zijn wat harder, terwijl de "pa's" wat zachter zijn. In de officiële
vaktaal wordt gesproken van een drietels maatsoort. Er is dus sprake
van een zich herhalend patroon, en dat patroon herhaalt zich elke drie
tellen. Er zijn ook maatsoorten die uit 4 tellen bestaan. En je begrijpt
het waarschijnlijk al: in dat geval wordt het patroon elke vier tellen
herhaald. De meeste popmuziek staat in een viertelsmaat. Er zijn nog wel
meer maatsoorten, maar verhoudingsgewijs komen die veel minder vaak voor
dan de drie- en viertelsmaatsoorten. Een maatsoort wordt aangegeven met
twee getallen bij het begin van een muziekstuk. Het eerste getal geeft
het aantal tellen per maat aan. Het tweede getal geeft aan om wat voor
soort noten het gaat. In deze cursus wordt vooral uitgegaan van eentelsnoten,
die in het officiele vakjargon "kwartnoten" worden genoemd. Hierover later
in de cursus meer. Voor dit moment is het voldoende dat je weet dat het
tweede getal bijna altijd een 4 is.
Uiteraard kan de puls van een muziekstuk worden
onderverdeeld in noten die korter zijn dan de lengte van de puls. Maar
in dit stadium van de cursus worden alleen noten gebruikt die even lang
duren als één polsslag, of een veelvoud daarvan. Om precies
te zijn: er wordt in deze module gebruik gemaakt van noten van 1 tel, van
2 tellen, van 3 tellen en van 4 tellen.
In het volgende overzicht kun je zien hoe noten
van een bepaalde lengte er precies uitzien:
een noot van 1 tel | |
een noot van 2 tellen | |
een noot van 3 tellen | |
een noot van 4 tellen |
Het verschil tussen een noot van 1 tel en een noot van 2 tellen is duidelijk: een noot van 1 tel is dicht (zwart), terwijl een noot van 2 tellen open is. Beide soorten zijn voorzien van een stok. Een noot van 3 tellen is ook open; hij heeft ook een stok, maar er staat ook een punt achter de noot. Een noot van 4 tellen is ook open, maar hij is wat groter dan de open noot van 2 of 3 tellen, maar hij heeft geen stok.
In het bovenstaande overzicht valt het je misschien
op dat de stokken van de noten allemaal aan de rechterkant zitten. Dit
maakt niet uit voor de lengte van de noot. Het verschil wordt bepaald door
de eigenlijke toonhoogte: noten die hoog worden genoteerd op de notenbalk
hebben een stok aan de linkerkant, terwijl noten die laag worden genoteerd
een stok aan de rechterkant hebben. Het overzicht hieronder is dan ook
even waar:
een noot van 1 tel | |
een noot van 2 tellen | |
een noot van 3 tellen | |
een noot van 4 tellen |
Hieronder zie je een overzicht van eentelsnoten
over twee oktaven in de vioolsleutel. Zie je dat de stokken halverwege
de notenbalk "van plaats" veranderen?
Voor alle duidelijkheid volgen hier de balngrijkste
woorden van deze module met een korte omschrijving
puls
de polsslag van een muziekstuk
tempo
de snelheid van de puls
maatsoort
regelmatig terugkerend patroon van hardere en zachtere pulsen
maat
één zich herhalend patroon
maatstreep
vertikale streep in een partituur die twee maten van elkaar scheidt
ritme
het samenspel van kortere en langere noten
Tot zover de theorie van deze module. Je merkt: echt moeilijk is het niet, maar je zult merken dat het niet altijd even eenvoudig is de theorie in praktijk te brengen. Want soms gaat de puls, behoorlijk snel, en dan valt het niet altijd mee alle informatie van een partituur "realtime" bij te benen. Maar..... het laat zich gelukkig wel oefenen.
Oefeningen
Tik met een voet de puls in een tempo waarbij
je je niet hoeft te haasten. Klap daarbij de volgende 5 ritmes (je kunt
ze natuurlijk ook op een toetsenbord spelen):
Ritme1 | ||||
-------- | -------- | -------- | -------- | -------- |
Ritme2 | ||||
-------- | -------- | -------- | -------- | -------- |
Ritme3 | ||||
-------- | -------- | -------- | -------- | -------- |
Ritme4 | ||||
-------- | -------- | -------- | -------- | -------- |
Ritme5 |
Als je vindt dat het al aardig lukt, maak er dan een opname van en stuur die naar me toe. Maak bij deze opname gebruik van de opname"klik" (ook wel metronoom genoemd). Probeer het ritme zo nauwkeurig mogelijk te spelen.
Muziekstukken
In deze module (en alle andere) kom je stukken
tegen die je ook al in voorgaande modules kon kiezen. Voor jouw persoonlijke
ontwikkeling kan ik je aanraden de nieuwe versie wel te bekijken, maar
"opnieuw" instuderen lijkt me minder zinvol. Kies liever iets nieuws.
Oh, when the Saints |
|
|
|
Deze vuist op deze vuist |
|
|
|
What shall we do with the drunken sailor |
|
|
|
Barcarolle |
|
|
|
Chiapanecas |
|
|
|
Dik en Dun |
|
|
|
Sur le Pont |
|
|
|
Witte Rozen uit Athene |
|
|
|
Limerick Song |
|
|
|
Can Can |
|
|
|
Happy Happy |
|
|
|
|
|
|