Module 6
Introduktie
In deze module wordt uitgelegd hoe het zo ongeveer zit met het ritme van muziek. Ritme is heel eenvoudig: iedereen voelt het aan, maar het leren lezen van een ritme, dus vanuit een verstandelijke benadering, is zeker niet eenvoudig. In deze module worden begrippen  verklaard als "puls", ritme, tellen en tempo. Ook het verschil tussen maat en ritme wordt behandeld. De notatie van noten van 4 tellen, 3 tellen, 2 tellen en 1 tel wordt uitgelegd. En uiteraard zijn er een aantal liedjes om al deze theorie in de praktijk te brengen. En misschien is die praktijk toch weer niet zo heel moeilijk.

Uitleg
Elk muziekstuk heeft een soort hartslag. Deze hartslag kan langzaam of vlug gaan, maar blijft bij de meeste muziekstukken constant. De hartslag bestaat uit een regelmatig terugkerende puls, die je mee kunt tikken met bijvoorbeeld je voet. Puls lijkt een beetje op het woord pols, en dat lijkt weer op polsslag, en dat is precies waar het om gaat. Muziek heeft een bepaalde snelheid, een bepaalde polsslag. Elke puls wordt een tel genoemd. Binnen de polsslag is bijna altijd sprake van een verdere onderverdeling. Zo heeft het hoem-pa-pa, hoem-pa-pa van een wals meestal een constante snelheid (de puls), maar daarnaast is er duidelijk sprake van een verdeling van deze puls in 3-en. De "hoems" zijn wat harder, terwijl de "pa's" wat zachter zijn. In de officiële vaktaal wordt gesproken van een drietels maatsoort. Er is dus sprake van een zich herhalend patroon, en dat patroon herhaalt zich elke drie tellen. Er zijn ook maatsoorten die uit 4 tellen bestaan. En je begrijpt het waarschijnlijk al: in dat geval wordt het patroon elke vier tellen herhaald. De meeste popmuziek staat in een viertelsmaat. Er zijn nog wel meer maatsoorten, maar verhoudingsgewijs komen die veel minder vaak voor dan de drie- en viertelsmaatsoorten. Een maatsoort wordt aangegeven met twee getallen bij het begin van een muziekstuk. Het eerste getal geeft het aantal tellen per maat aan. Het tweede getal geeft aan om wat voor soort noten het gaat. In deze cursus wordt vooral uitgegaan van eentelsnoten, die in het officiele vakjargon "kwartnoten" worden genoemd. Hierover later in de cursus meer. Voor dit moment is het voldoende dat je weet dat het tweede getal bijna altijd een 4 is.
Uiteraard kan de puls van een muziekstuk worden onderverdeeld in noten die korter zijn dan de lengte van de puls. Maar in dit stadium van de cursus worden alleen noten gebruikt die even lang duren als één polsslag, of een veelvoud daarvan. Om precies te zijn: er wordt in deze module gebruik gemaakt van noten van 1 tel, van 2 tellen, van 3 tellen en van 4 tellen.
In het volgende overzicht kun je zien hoe noten van een bepaalde lengte er precies uitzien:
 
 
een noot van 1 tel
een noot van 2 tellen
een noot van 3 tellen
een noot van 4 tellen

Het verschil tussen een noot van 1 tel en een noot van 2 tellen is duidelijk: een noot van 1 tel is dicht (zwart), terwijl een noot van 2 tellen open is. Beide soorten zijn voorzien van een stok. Een noot van 3 tellen is ook open; hij heeft ook een stok, maar er  staat ook een punt achter de noot. Een noot van 4 tellen is ook open, maar hij is wat groter dan de open noot van 2 of 3 tellen, maar hij heeft geen stok.

In het bovenstaande overzicht valt het je misschien op dat de stokken van de noten allemaal aan de rechterkant zitten. Dit maakt niet uit voor de lengte van de noot. Het verschil wordt bepaald door de eigenlijke toonhoogte: noten die hoog worden genoteerd op de notenbalk hebben een stok aan de linkerkant, terwijl noten die laag worden genoteerd een stok aan de rechterkant hebben. Het overzicht hieronder is dan ook even waar:
 
 
 
een noot van 1 tel
een noot van 2 tellen
een noot van 3 tellen
een noot van 4 tellen

 

Hieronder zie je een overzicht van eentelsnoten over twee oktaven in de vioolsleutel. Zie je dat de stokken halverwege de notenbalk "van plaats" veranderen?
 

Voor alle duidelijkheid volgen hier de balngrijkste woorden van deze module met een korte omschrijving
puls                    de polsslag van een muziekstuk
tempo                de snelheid van de puls
maatsoort          regelmatig terugkerend patroon van hardere en zachtere pulsen
maat                  één zich herhalend patroon
maatstreep        vertikale streep in een partituur die twee maten van elkaar scheidt
ritme                  het samenspel van kortere en langere noten
 

Tot zover de theorie van deze module. Je merkt: echt moeilijk is het niet, maar je zult merken dat het niet altijd even eenvoudig is de theorie in praktijk te brengen. Want soms gaat de puls, behoorlijk snel, en dan valt het niet altijd mee alle informatie van een partituur "realtime" bij te benen. Maar..... het laat zich gelukkig wel oefenen.

Oefeningen
Tik met een voet de puls in een tempo waarbij je je niet hoeft te haasten. Klap daarbij de volgende 5 ritmes (je kunt ze natuurlijk ook op een toetsenbord spelen):
 
Ritme1
-------- -------- -------- -------- --------
Ritme2
-------- -------- -------- -------- --------
Ritme3
-------- -------- -------- -------- --------
Ritme4
-------- -------- -------- -------- --------
Ritme5

Als je vindt dat het al aardig lukt, maak er dan een opname van en stuur die naar me toe. Maak bij deze opname gebruik van de opname"klik" (ook wel metronoom genoemd). Probeer het ritme zo nauwkeurig mogelijk te spelen.

Muziekstukken
In deze module (en alle andere) kom je stukken tegen die je ook al in voorgaande modules kon kiezen. Voor jouw persoonlijke ontwikkeling kan ik je aanraden de nieuwe versie wel te bekijken, maar "opnieuw" instuderen lijkt me minder zinvol. Kies liever iets nieuws.
 
 

Oh, when the Saints
PDF
MID
TXT
Deze vuist op deze vuist
PDF
MID
TXT
What shall we do with the drunken sailor
PDF
MID
TXT
Barcarolle
PDF
MID
TXT
Chiapanecas
PDF
MID
TXT
Dik en Dun
PDF
MID
TXT
Sur le Pont
PDF
MID
TXT
Witte Rozen uit Athene
PDF
MID
TXT
Limerick Song
PDF
MID
TXT
Can Can
PDF
MID
TXT
Happy Happy
PDF
MID
TXT

 
 
VORIGE MODULE
HOME
VOLGENDE MODULE